Afscheid
‘Ik blijf niet thuis na mijn dood als ik ben overleden.’ Ze ligt in het hospice en snakt naar adem. Longkanker. Mijn moeder is er stellig van overtuigd dat in haar eigen woning blijven na haar overlijden zinloos is. ‘Wat heb je aan een lichaam zonder ziel. Na mijn overlijden ben ik er toch niet meer.’
Ik kijk haar aan. ‘Mam, maar ík ben er ook nog en ik vind het fijn jou in je eigen bed te kunnen verzorgen en naar jou toe te komen op momenten die ik zelf kan bepalen.’ Ik griezel bij het idee eerst een uitvaartcentrum te moeten bellen. ‘Trouwens, je hebt nooit willen verhuizen, waarom dan nu opeens wel’, vraag ik nukkig.
Bij de gedachte aan een seniorenflat heeft zij altijd haar hakken in het zand gezet. ‘Kind, dáár wonen, ik moet er niet aan denken. Leuke mensen hoor, maar laat mij maar lekker rommelen in mijn eigen huis.’
Ik glimlach bij de herinnering aan hoe ze rondscharrelde in haar tuin. Het mandje van de rollator gevuld met flessen water. Hiermee begoot ze haar plantjes. Of hoe ze in de winter appels in de magnetron opwarmde voordat ze ze aan de vogels voerde.
Uiteindelijk is ze overtuigd. ‘Gezellig, breng mij dan maar naar huis. Op één voorwaarde. Dat ik pas op het allerlaatste moment de kist inga.’
Stichting ‘Mijn Laatste Wens’ maakt een bezoek mogelijk aan haar woning. Een week voor haar overlijden rijdt mijn moeder met de ambulance onder begeleiding van twee verpleegkundigen naar haar eigen stek. Mijn zus en ik vergezellen haar. Het ontvangstcomité bestaat uit mijn twee broers en de buren. Haar geliefde tuin, de keuken, de woonkamer. Op de brancard ziet ze alle bekende plekjes voor de laatste keer aan zich voorbijtrekken. Bij de boekenkast vraagt ze de verpleegkundige even te stoppen. Haar hand strekt zich uit naar een willekeurig boek. Ze kan er niet meer bij en kijkt me aan. ‘Kind, als ik zelf geen boek meer uit mijn eigen kast kan nemen, dan is het einde echt in zicht.’ Niemand houdt het droog.
Na haar overlijden verzorgen mijn zus en ik mijn moeder. Ik schrik als ik zie hoe mager ze is geworden. Zonder hulp van de uitvaartmeneer trekken wij haar lievelingsblouse aan. Die valt ruim over de ooit zo volle borsten. Voorzichtig keren wij haar lichaam en trekken de blouse strak naar achteren. Het bed en haar lichaam verdwijnen voor de helft onder een donkerrode sprei. De glitterblouse blijft zichtbaar. Mijn moeder is een kraai. Alles wat schittert, vindt ze mooi.
Ik pak een stoel en ga naast haar zitten. Met een voldaan gevoel spuit ik de geur van rozen op het hoofdkussen en steek een kaarsje aan. Samen genieten we van de stilte.
Deze periode herinner ik me als een van de mooiste momenten die ik met haar deel.
[contact-form-7 404 "Not Found"]